
Jurisprudentie
BB6181
Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5489 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5489 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet-ontvankelijkverklaring. Geen procesbelang meer.
Uitspraak
06/5489 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 augustus 2006, 05/1912 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: College)
Datum uitspraak: 18 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H.A.J. Slaats, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 augustus 2007. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellante ontvangt een bijstandsuitkering, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de gehuwdennorm. Appellante was in verband met zorgtaken voor haar kinderen met toepassing van artikel 107, eerste lid van de Algemene bijstandswet (Abw) tot 15 oktober 2004 volledig ontheven van de in artikel 113 van de Abw neergelegde arbeidsverplichtingen.
Bij besluit van 15 september 2004, voor zover van belang, heeft het College met ingang van 15 oktober 2004 de arbeidsverplichtingen weer onverkort van toepassing verklaard, zij het voor 20 uur per week. Deze beslissing is gehandhaafd bij besluit van 31 mei 2005.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 31 mei 2005 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellante nog procesbelang heeft bij een beoordeling door de Raad van de aangevallen uitspraak. In dit verband is het volgende van belang.
De Raad heeft van mr. Slaats bij brief van 25 juli 2007 een besluit van het College van 2 juli 2007 ontvangen. De Raad kan dit besluit niet anders lezen dan dat appellante inmiddels tot 2 juli 2012 een algehele ontheffing is verleend van de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB. Voorts is de Raad gebleken dat appellante niet is gesanctioneerd wegens het niet nakomen van de aan haar bij het besluit van 15 september 2004 opgelegde arbeidsverplichtingen, en de Raad acht het niet aannemelijk dat het College ter zake van de afgesloten periode van 15 september 2004 tot 2 juli 2007 alsnog hiertoe zal overgaan. Nu daarvan ook overigens niet is gebleken, brengt het voorgaande mee dat er geen sprake - meer - is van procesbelang.
Gelet hierop dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en G. van der Wiel en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 september 2007.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) W. Altenaar.
PR